zaterdag 15 oktober 2022

Overgrootvader Willem Smit

 

Vonnis
In    Naam    des    konings!

De Arrondissements-rechtbank, te Amsterdam. Derde Kamer,  regt doende in zaken van Correctionele Politie
Gezien het Proces-Verbaal van den Commissaris v an Policie in de 5e Sectie dezer Stat
Op den 7e November 1874 opgemaakt ten laste van--- en de dagvaarding namens de officier van Justitie, op den 27 November daaraanvolgende beteekend aan:
1e Willem Smit, woonende in de Leliedwarstraat 7
2e J.L. Leeman, woonende in de Egelantierstraat 5
Gehoord de aanklagte van den Officier,  tegen de  voormelde beklaagde opgevende genaamd te zijn 1e Willem Smit oud 52 jaren van beroep werkman, 2e Johannes Lodewijk Leeman oud 48 jaren van beroep aanspreker beide geboren en wonende te Amsterdam
Gehoord de mondelinge verklaringen der Getuige, ten verzoeke van gemelde Officier zullen worden verklaard schuldig aan het in vereeniging met elkander moedwillig toebrengen van slagen en stooten van een persoon waaruit geenerlei ziekte of beletsel van te werken gedurende meer dan 20 dagen is onstaan
en dientengevolge veroordeeld ieder tot betaling eener geldboete ten bedrage van drie Gulden, met bepaling dat de boete zoo de veroordeelde haar niet betaalt binnen twee maanden na daartoe te zijn aangemaand, vervanen zal worden voor een gevangenisstraf van een dag beide in solideren in de kosten van het regtsgeding ten behoeve van den Staat en invorderbaar bij lijfsdwang met vrijspraak van de 1e beklaagde van ’t meerdere hem ten laste gelegde
Gelet op de verdediging  dat de beklaagde te dezen teregtzitting zijnde gedagvaard, ten zake dat hij te zamen en in vereeniging met elkander in den namiddsg van maandag 6 November 1876 te circa 5.30 ure Frits van Os in diens woning in de 3e Leliedwarsstraat te Amsterdam moedwillig mishandeld hebben de 1e beklaagde door hem gewelddadig bij de beenen te grijpen en hem zodoende achterover op den grond te doen vallen.alsmede door hem  met de eene hand bij dde keel te grijpen en met de andere hand in de lippen en de kin te knijpen en de tweede beklaagde door hem gewelddadig bij de haaren te grijpen en te trekken, hebbende de eerste beklaagde bovendien dij deszelfde gelegenheid Annie Hendrina Vinkenberg huisvrouw van voornoemde van Os gewelddadig en moedwillig bij de borst gegrepen: Overwegende dat van deze de beklaagden ten laste gelegen feiten wettig en overtuigend is bewezen de hiervoren vermelde mishandeling van Frits van Os en veel over de verklaringen ten teregtzitting is afgelegd over den eerste en de tweede de onder eede gehoorde getuigen die verklaard hebben  de 1e dat op tid en plaats als voren beide beklaagden te zamen en in vereeniging met elkander handelende na een vooraf gaande ruzie hem Frits van Os op de wijze hier voren in de dagvaarding is vermelde mishandeling hebben:
de 2e dat zij zulks gezien heeft overwegende dat niet wettig overtuigend is bewezen dat de eerste beklaagde bovendien bij dezelfde gelegenheid Anna Hendrina Vinkenberg huisvrouw van voor noemde van Os gewelddadig en moedwillig bij de borst gegrepen heeft en dat de eerate beklaagde van dit meerderen hem ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.
Overwegende dat er vooraf gegane ruzie ’t niet gebleken zijn dat de mishandelde eenig nadeel of letsel ondergaan heeft dan wel hem aangedane mishandeling  omstandigheden of leveren die het gepleegde misdrijf ten opzichte van beide voornoemde beklaagden verkleinen.

Verklaard voorschrevene feiten wettig en overtuigend bewezen en dat zij uitmaken voor ieder  den beklaagde het te zamen en in vereeniging met elkander het moedwillig aan een persoon toebrengen van slagen en stooten waaruit geenerlei ziekte of letsel van te werken gedurende meer dan twintig dagen is ontstaan

Verkllard de beklaagde te schuldig aan dat wanbedrijf gepleegd onder verzachtende omstandigheden.
Gezienart 309, 311, 52 van het wetboek van strafrecht.
Art 163 aldaar in verband met art 20 der wet van 29 juni 1854 (Staatsblad no 102) art 207, 227 wetboek van strafvordering luidende
Art 309: Met het tuchthuis zal gestraft worden, al wie iemand kwetsuren, slagen of stooten toegebragt zal hebben, in geval uit deze gewelddadigheid eene ziekte of beletsel van te werken ontstaan van meer dan 20 dagen.
Art 311, wanneer de kwetsuren of slagen geenerlei ziekte of beletsel van te werken als bij art 309 gemeld, veroorzaak zullen hebben zal de schuldige met eene gevangenzetting van een maand tot twee jaren en eene geldboete van zestien tot  twee honderd franken gestraft worden.

Veroordeelt voornoemden W. Smit en J.L. Leeman iedere tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 dagen en beide de beklaagde in solideren en in de kosten van het regtgeding ten behoeve van den staat en invorderbaar bij lijfsdwang  gezien art 210 , 2234 wetboek van strafvordering verklaart met wettige overtuiging beweeze het meerdere  de beklaagde W.Smit ten laste gelegde spreekt de beklaagde W Smit daarvan vrijdag

Hierna volgen de namen van Heeren van het hof met handtekening vonnisdatum 13 december 1876