Vonnis
In Naam
des konings!
De Arrondissements-rechtbank,
te Amsterdam. Derde Kamer, regt doende
in zaken van Correctionele Politie
Gezien het Proces-Verbaal van den Commissaris v an Policie in de 5e
Sectie dezer Stat
Op den 7e
November 1874 opgemaakt ten laste van--- en de dagvaarding namens de officier
van Justitie, op den 27 November daaraanvolgende beteekend aan:
1e Willem Smit, woonende in de Leliedwarstraat 7
2e J.L. Leeman, woonende in de Egelantierstraat 5
Gehoord de aanklagte
van den Officier, tegen de
voormelde beklaagde opgevende genaamd te zijn 1e Willem Smit
oud 52 jaren van beroep werkman, 2e Johannes Lodewijk Leeman oud 48
jaren van beroep aanspreker beide geboren en wonende te Amsterdam
Gehoord de mondelinge verklaringen der Getuige, ten verzoeke van gemelde
Officier zullen worden verklaard schuldig aan het in vereeniging met elkander
moedwillig toebrengen van slagen en stooten van een persoon waaruit geenerlei
ziekte of beletsel van te werken gedurende meer dan 20 dagen is onstaan
en dientengevolge veroordeeld ieder tot betaling eener geldboete ten bedrage
van drie Gulden, met bepaling dat de boete zoo de veroordeelde haar niet
betaalt binnen twee maanden na daartoe te zijn aangemaand, vervanen zal worden
voor een gevangenisstraf van een dag beide in solideren in de kosten van het
regtsgeding ten behoeve van den Staat en invorderbaar bij lijfsdwang met
vrijspraak van de 1e beklaagde van ’t meerdere hem ten laste gelegde
Gelet op de verdediging dat de beklaagde
te dezen teregtzitting zijnde gedagvaard, ten zake dat hij te zamen en in
vereeniging met elkander in den namiddsg van maandag 6 November 1876 te circa
5.30 ure Frits van Os in diens woning in de 3e Leliedwarsstraat te
Amsterdam moedwillig mishandeld hebben de 1e beklaagde door hem
gewelddadig bij de beenen te grijpen en hem zodoende achterover op den grond te
doen vallen.alsmede door hem met de eene
hand bij dde keel te grijpen en met de andere hand in de lippen en de kin te
knijpen en de tweede beklaagde door hem gewelddadig bij de haaren te grijpen en
te trekken, hebbende de eerste beklaagde bovendien dij deszelfde gelegenheid
Annie Hendrina Vinkenberg huisvrouw van voornoemde van Os gewelddadig en
moedwillig bij de borst gegrepen: Overwegende dat van deze de beklaagden ten
laste gelegen feiten wettig en overtuigend is bewezen de hiervoren vermelde
mishandeling van Frits van Os en veel over de verklaringen ten teregtzitting is
afgelegd over den eerste en de tweede de onder eede gehoorde getuigen die
verklaard hebben de 1e dat op
tid en plaats als voren beide beklaagden te zamen en in vereeniging met
elkander handelende na een vooraf gaande ruzie hem Frits van Os op de wijze
hier voren in de dagvaarding is vermelde mishandeling hebben:
de 2e dat zij zulks gezien heeft overwegende dat niet wettig
overtuigend is bewezen dat de eerste beklaagde bovendien bij dezelfde
gelegenheid Anna Hendrina Vinkenberg huisvrouw van voor noemde van Os
gewelddadig en moedwillig bij de borst gegrepen heeft en dat de eerate
beklaagde van dit meerderen hem ten laste gelegde behoort te worden
vrijgesproken.
Overwegende dat er vooraf gegane ruzie ’t niet gebleken zijn dat de mishandelde
eenig nadeel of letsel ondergaan heeft dan wel hem aangedane mishandeling omstandigheden of leveren die het gepleegde
misdrijf ten opzichte van beide voornoemde beklaagden verkleinen.
Verklaard voorschrevene
feiten wettig en overtuigend bewezen en dat zij uitmaken voor ieder den beklaagde het te zamen en in vereeniging
met elkander het moedwillig aan een persoon toebrengen van slagen en stooten
waaruit geenerlei ziekte of letsel van te werken gedurende meer dan twintig
dagen is ontstaan
Verkllard de
beklaagde te schuldig aan dat wanbedrijf gepleegd onder verzachtende
omstandigheden.
Gezienart 309, 311, 52 van het wetboek van strafrecht.
Art 163 aldaar in verband met art 20 der wet van 29 juni 1854 (Staatsblad no
102) art 207, 227 wetboek van strafvordering luidende
Art 309: Met het tuchthuis zal gestraft worden, al wie iemand kwetsuren, slagen
of stooten toegebragt zal hebben, in geval uit deze gewelddadigheid eene ziekte
of beletsel van te werken ontstaan van meer dan 20 dagen.
Art 311, wanneer de kwetsuren of slagen geenerlei ziekte of beletsel van te
werken als bij art 309 gemeld, veroorzaak zullen hebben zal de schuldige met
eene gevangenzetting van een maand tot twee jaren en eene geldboete van zestien
tot twee honderd franken gestraft
worden.
Veroordeelt
voornoemden W. Smit en J.L. Leeman iedere tot een gevangenisstraf voor de tijd
van 3 dagen en beide de beklaagde in solideren en in de kosten van het
regtgeding ten behoeve van den staat en invorderbaar bij lijfsdwang gezien art 210 , 2234 wetboek van strafvordering
verklaart met wettige overtuiging beweeze het meerdere de beklaagde W.Smit ten laste gelegde spreekt
de beklaagde W Smit daarvan vrijdag
Hierna
volgen de namen van Heeren van het hof met handtekening vonnisdatum 13 december
1876